Twee dochters en beiden hebben dezelfde naam: Geef (Spreuken 30: 15). Niet helemaal onlogisch, want het zijn de dochters van de bloedzuiger. Halen en hebben, ten koste van wie of wat ook.

 

Het is een manier van bestaan die beslist niet past bij volgelingen van Jezus. Toch betekent dat niet, dat ook wij er helemaal vrij van zijn.

 

Een kerkelijke gemeente bestaat nu eenmaal uit een heel gevarieerd gezelschap. Vaak zijn er veel mensen die zichzelf met toewijding en trouw inzetten. Anderen hebben dat gedaan en mogen op adem komen. Er zijn er ook – jammer genoeg en misschien tegen beter weten in – die zich gedragen als consument: ‘Lever mij waar ik op zit te wachten, dan blijf ik wel tevreden’. Over de rand, de mensen die wel lid zijn, maar niet meedoen, hebben we het dan nog niet.

 

Soms heeft een ouderling of predikant het gevoel dat er steeds gegeven moet worden, maar dat er zo weinig terugkomt. Dat men zich leeggezogen voelt. Pijnlijk en al snel frustrerend.

 

Hoe anders is het beeld dat Paulus schetst van de christelijke gemeente. Een beeld dat overal te vinden is, maar niet altijd in voldoende mate. Altijd zijn er mensen die de boel mee draaiende houden. Maar als er te weinig zijn als zij, dan kan het niet anders of de gemeente raakt in zichzelf gekeerd. Men heeft de handen vol aan het op gang houden van eredienst en organisatie. Bewonderenswaardig en noodzakelijk, maar is het ook de bedoeling? Natuurlijk moeten we zorgen voor elkaar en voor de eredienst. Maar verder? Jezus  vroeg ons het goede nieuws te delen. Mensen discipel maken.

 

Er zijn prachtige voorbeelden wat dat betreft. Een gemeente waar men er voor koos bijvoorbeeld om niet de deur te sluiten, maar alles over een heel andere boeg te gooien. Er zijn nog diensten voor de oudere garde, maar daarnaast zijn er druk bezochte diensten ontstaan voor nieuwsgierigen. Pas hoorde ik over een dienst later op de ochtend waar gezinnen naar toe komen met kleine en grotere kinderen. Daar wordt het Evangelie gebracht op allerlei creatieve manieren.

 

Zou dat ook een betekenis kunnen zijn van ‘de Joden een Jood en de Grieken een Griek’? Anders gezegd: hoe moeilijk maken wij het soms voor vermoeide ouders met kleine kinderen om ook op zondag nog weer weet hoe vroeg op weg te gaan. Kan het niet wat later? Gaat het er om dat we blijven doen wat we al zo lang doen of gaat het er om dat we elkaar helpen om te ontdekken wat de boodschap van Jezus betekent? En als dit laatste van belang is, wat gaan we daar dan aan doen? Klagen is nergens goed voor. Zoeken naar mogelijkheden is toch veel zinvoller? En bemoedigende voorbeelden komen er steeds meer.

 

We hebben het beste nieuws te melden. Onze vraag moet dan ook vooral zijn hoe we dit verstaanbaar brengen. Fier, verwonderd, dankbaar en in een houding die duidelijk maakt hoe we zelf geraakt zijn door Jezus.