Het is misschien wel heel passend, om juist in deze tijd ons bezig te houden met Advent. Een wereld, waarin sommigen het niet verdragen dat anderen anders zijn schreeuwt om vrede. Schaduwen trekken over ons vredige bestaan. Bij veel mensen schijnt de angst hen te bekruipen. Trips naar Parijs worden afgezegd. Vluchten naar Egypte gestopt. Onzekerheid over onze eigen veiligheid besluipt menigeen. Kruitdampen, mensen die zichzelf opblazen voor een zogenaamd hoger doel, bloed. En dan het verdriet, de verslagenheid in al die gezinnen, die door dit zinloze geweld worden geraakt. Niet alleen van slachtoffers in ons werelddeel. Evenzeer in de huizen van Palestijnse en Joodse ouders, van Syrische en Irakese.

 

‘Nooit meer oorlog’, dat was de droom van velen. In ons land werd Defensie ingekrompen. Immers, de tijden zouden vrediger worden en het geld kon beter worden besteed. Uit mijn diensttijd heb ik nog materiaal waarop staat: Ministerie van Oorlog. Dat is lang geleden. Maar defensief bezig zijn, onszelf verdedigen tegen haast ongrijpbaar geweld, lijkt weer belangrijker en noodzakelijk te worden. 

 

En wij, wij beginnen aan de tijd van Advent. De tijd waarin wij dankbaar vieren dat de Heer naar ons heeft omgezien. De tijd van verwondering. De verwondering, dat God zoveel houdt van deze wereld – en van ons mensen – dat hij de gruwelijke stap nam om een van ons te worden. Wetende, dat hij niet welkom zou zijn, onbegrepen en uiteindelijk vermoord. Dat hij zou overwinnen en de dood zou openbreken, dat hij het kwaad de giftanden zou uitbreken, dat wist men destijds nog niet. Jezus als Overwinnaar, dat bleek na drie dagen – God zij dank. En een paar miljard mensen in de wereld viert dat in deze dagen.

 

Het andere aspect van Advent, de verwachting, dat Jezus terugkomt, ligt verder weg in de beleving van velen. Wie bidt er nog: ‘Kom haastig Heer’?

 

Toch kan ik mij goed voorstellen, dat juist in deze tijd die gedachte ruimte gaat krijgen. Dwars door kruitdampen en de schaduwen van dood en geweld heen, kan het verlangen groeien naar het Rijk van vrede, het Godsrijk. Naar de tijd, dat er een einde komt aan alle haat en geweld. De tijd, dat God alles recht zal zetten. De tijd dat – zoals Jesaja het beschrijft – de leeuw en het lam onbedreigd samen zijn.

 

Het lijkt mij daarom goed om Advent een tijd te laten zijn van hoop. Hoop, dat er een einde komt aan het lijden van zoveel mensen. Lijden, waardoor zij alles achterlaten om een veilig heenkomen te zoeken. Lijden, omdat hun levens en hun huizen verwoest worden.

 

Dat betekent, dat wij in deze periode, naast de dankbaarheid om de komst van Jezus, ook wat meer bezig zouden kunnen zijn met de vraag hoe we de tweede komst van Jezus verwachten. En daarom vragen. Vragen: ‘Laat komen Heer uw Rijk, uw koninklijke dag’. Dan zal er vrede zijn. Een vrede, waar wij met zovelen naar snakken. Geen haat, geen dood, maar geloof, hoop en liefde. God zien. Advent: ‘Kom Heer Jezus’.