24-02 even bomen

‘Laat uw koninkrijk komen.’ Kortgeleden drong ineens weer tot mij door waar ik toch mee bezig was. Vermoedelijk, omdat dit verzoek in mijn beleving zo actueel is momenteel; ik bid het nogal wat vaker dan ik gewend was. Maar wat bid ik eigenlijk? En bid ik het van harte? Soms realiseer ik me dan hoe treffend dat oude gedicht van Okke Jager is: ‘Kom haastig Heer’. Jager beschrijft hoe de een na de ander deze bede uitspreekt, maar aansluitend heeft ieder nog iets. De een wil graag nog dit, de ander dat en als dat dan geweest is, dan kan Jezus wel terugkomen. Als ik er aan toe ben. Die reserve is best begrijpelijk. Mijn kleinkinderen zou ik nog graag wat groter zien worden bijvoorbeeld. Je werk, je studie afronden – enzovoort. En wat zegt dat dan over onze prioriteiten? Wat betekent Jezus voor ons wanneer we onze eigen dingetjes zo belangrijk vinden? En in hoeverre zijn wij begaan met onze wereld en met de mensen? Maar vooral: Hoe serieus nemen we God en hoe serieus nemen we ons eigen gebed? Ik betrap me er op, dat ik in mijn bidden wel vraag of dat koninkrijk kan komen, maar daarbij vooral bezig ben met wat er nu allemaal gebeurt, meer dan met de terugkomst van Jezus en de komst van Gods koninkrijk. Sudan, Congo, Mali, Nigeria, Myanmar, Gaza en Westoever, Israël, Oekraïne, Noord-Korea. Neem de vervolgingslijst van Open Doors er maar even bij om de opsomming verder uit te breiden. Een kennis sprak me aan over de vaste – haast dwingende -opzet van veel kerkdiensten hier in Amsterdam. ‘Het lijkt wel’, zei hij, ‘of de kerk hier niets wil weten van de wederkomst van Jezus’. Hoe hij tot die conclusie kwam weet ik nog niet, maar dat je over dit geloofsartikel heel weinig hoort is wel zeker. En toch bidden we het voortdurend: ‘Laat uw koninkrijk komen'. En die komst valt echt samen met de ‘zichtbare’ komst van Jezus. Daar vragen we dus om. En ook om een eind aan alle ellende, onrecht en ongelijkheid. Alle oorlogen en misstanden. Maria bad het al: ‘.. heersers stoot Hij van hun troon en wie gering is geeft Hij aanzien’. Alles wordt rechtgezet en alles wordt nieuw en we zullen Jezus zien met eigen, nieuwe ogen. Er is binnen de christenheid weleens gedacht, dat wij dat Rijk wel zouden bouwen, of in ieder geval de komst ervan bevorderen. Maar wat wij bouwen is altijd weer besmet. En denk dan niet dat ons doen en laten niets uitmaakt. Wie om de komst van het koninkrijk bidt, is een leerling en medewerker van de Heer. Zo iemand zal in alles een beelddrager zijn van God. Henri Nouwen noemde dat ‘een levende heenwijzing’. Een wegwijzer naar Jezus en dat hebben we hard nodig. Vind je ook niet, dat we vaak wel erg bescheiden zijn, terwijl aan ons het beste, het meest bevrijdende nieuws is toevertrouwd? We kunnen ons mijns inziens niet genoeg laten horen en zien als christenen. Niet om ons op te dringen, maar om namens Jezus uit te nodigen.