Zin en onzin van verkiezingen

‘Mijn dochter is voorstander van beperkt kiesrecht’, zei iemand tegen mij. ‘Zij vindt, dat mensen alleen zouden mogen kiezen wanneer ze weten wat ze kiezen en waarom.’ De aanleiding tot deze mening was een gesprek geweest waarin iemand tegen deze jonge vrouw had gezegd op iemand te zullen stemmen vanwege zijn aardige gezicht. Niets programma, niets principe.

Waar bij een dergelijk gedrag stemrecht toe kan leiden, kan duidelijk zijn. Wie zich het beste presenteert, zal winnen. Wie de lieveling wordt van de media, zal de meeste stemmen halen. Wat stelt een verkiezing dan nog voor? Dan gaat het immers niet meer om landsbelang en om wat nodig is voor de bevolking, maar dan wordt het een populariteitspoll. In de sfeer van de verkiezing van het beste boek of de beste ‘voice’. Een soort gezelschapspel, alleen dan wel met verstrekkende gevolgen.

Enigszins een resultaat van dit kiesgedrag hebben we na 12 september gezien. Vooraf werd er van alles geroepen, naderhand bleek alles anders te kunnen. Partijen stegen en daalden in de peilingen op grond van presentatie en niet van inhoud.

Van een beperkt kiesrecht, een soort licht examen alvorens men mag stemmen, zal het nooit meer komen. Misschien geeft de slijtage van de opkomstcijfers hoop voor de toekomst? Komt er duidelijkheid wanneer alleen zij nog gaan stemmen, die weten dat het ergens om gaat en er over hebben nagedacht?