De Nederlandse identiteit bestaat niet, ontdekte onze prinses Maxima. Misschien heeft zij gelijk. Lange tijd heb ik gedacht dat ik een echt Nederlandse Fries was, maar de twijfel slaat toe. Niet wat de Fries betreft, maar wel die andere, overstijgende identiteit: de Nederlandse. Hoe meer verhalen er loskomen over de behandeling van asielzoekers, uitgeproduceerde en andere, en over het terugstuurbeleid, hoe meer mijn besef van het Nederlander zijn lijkt te krimpen. De woorden van Elie Wiesel komen met regelmaat bij mij boven. De vraag die hij heeft gesteld wie er meer schuldig was, de mens die opdracht gaf tot razzia en moord, de mens die de Joden in de veewagons dreef of degene, die werkeloos toekeek. En wij worden meer en meer werkeloos toekijkenden en dat geeft mij een machteloos gevoel. Gezinnen, die op straat worden gezet. Gezinnen, die worden opgesloten in afwachting van uitzetting. Christenen, die worden uitgezet naar landen waar de overgang van islam naar christendom de doodstraf verdient. En dat allemaal in naam van ons allemaal. Sommigen zeggen dat het is om onze welvaart te beschermen. Anderen hebben het over een mogelijke islamisering van onze maatschappij. Onchristelijke prietpraat is het, met desastreuze gevolgen. En dan hebben we het nog niet eens over de lange wachttijden, die mensen in de procedure beurs en zwaar depressief maken.

Is de Nederlandse identiteit er niet één van: wat jij wilt dat jou gedaan wordt, doe dat? In ieder geval voel ik mij die woorden van Jezus thuis.