Wat is nu eigenlijk de kern van ons geloven? Wie een beetje thuis is in het onderwerp en bijvoorbeeld goed catechisatie heeft gehad vroeger of zich nog steeds verdiept in het onderwerp, zal ongetwijfeld antwoord kunnen geven. Maar na dat antwoord, kan er weer een vraag worden gesteld.

 

Hoe komen wij aan onze ‘weetjes’? We geven toch veel meer inhoud aan het geloof dan wat Jezus heeft gezegd en de apostelen ons hebben doorgegeven? En bij die extra’s zit heel wat goeds en nuttigs. Veel ervan is het resultaat van worstelingen met vragen. In de loop van de eeuwen is er heel wat doordacht. En het vertrouwen is er, dat bij veel daarvan God door zijn Geest ons niet alleen heeft laten tobben, maar leiding heeft gegeven.

Maar er is ook ballast. Zo sprak ik pas iemand die verschrikkelijk had geleden onder de gedachte van de predestinatie. Dat onderwerp werd immers door veel mensen uitgelegd alsof alles al vaststond. Wanneer je niet was uitgekozen door God, was je reddeloos verloren; hoe stevig je ook geloofde en je best deed. Schadelijke ballast; terwijl de predestinatie op zich een heel boeiend en troostvol onderwerp kan zijn.

En er is romantiek. Nu de kerstdagen voorbij zijn durf ik het wel te zeggen. We hebben er hopelijk weer voluit van genoten. Een stalletje met herders en wijzen bijvoorbeeld. Om bij weg te dromen. Maar een stal zoals wij die weergeven was er niet. Het was een grot. Maar ja, hoe maak je daar iets moois van.

En die wijzen? We zeggen dat het er drie waren. Waarschijnlijk omdat er drie verschillende cadeau’s waren, maar er staat nergens hoe groot het gezelschap was. Zij kwamen vermoedelijk zo ongeveer op Jezus’eerste verjaardag. Jozef en Maria waren toen allang niet meer in Betlehem. Toen Jezus veertig dagen oud was, gingen zij via Jeruzalem terug naar huis, in Nazaret (Lucas 2: 39).

Kortom, wij denken zo nu en dan meer te weten dan er geschreven staat. Dikwijls kan dat ook helemaal geen kwaad. Als we het maar in de gaten hebben. Wanneer wij denken, dat de waarheid bestaat uit wat wij in ons hoofd hebben, krijgen we al snel ruzie of scheuring. De geschiedenis van de kerk levert daar heel wat voorbeelden van. Voor ons zou kunnen gelden: ‘Lees maar,  staat er wat je denkt dat er staat?’

Alle romantiek en fantasie en ook alle leerstelligheden, zij mogen nooit meer zijn dan opstapjes naar waar het werkelijk om gaat. Uiteraard mogen ze er ook niet mee in strijd zijn. 

En waar gaat het dan om? Wat is de kern van ons geloven?Hoe zou u het formuleren? Beter dan Paulus het ooit schreef kan het mijns inziens niet worden weergegeven: ‘Jezus Christus en die gekruisigd’. Maar wat zeg je daarmee? Er is nog een opstanding; een belofte dus van nieuwheid en toekomst voor ons allemaal. En wat betekent het nu voor ons? En voor mij?

Met andere woorden: Ook zonder alle ‘aankoeksels’, valt er genoeg te geloven en blijft er genoeg om over na te denken.