Verre tochten, exotische stranden, prachtige fietstochten – verhalen zijn er na de vakantie in overvloed. En gelukkig: veel van die verhalen roepen iets paradijselijks op. Ontspanning, rust, genieten, samen optrekken. Zoals een mens het leven graag ervaart. En ook voor de thuisblijvers was het een genoegen. Geen (of veel minder) files en wachttijden; ruim voldoende parkeerplaatsen bij de ziekenhuizen, enz.

Maar ik moet eerlijk zeggen, dat ik naast al het mooie en het genieten, nog nooit zoveel schokkends heb gehoord als tijdens deze vakantieperiode.

Een man van 54 jaar genoot van een aantal duikdagen aan de Rode Zee. Kort voor zijn terugreis kreeg hij – na een nachtduik – een hartaanval aan boord van het schip waarmee men was uitgevaren. Het was zijn einde. Een goede twintiger kwam terug van vakantie en bleek een virus te hebben opgedaan. Het werd uiteindelijk zijn dood. Een neef van mij, ook rond de vijftig, kreeg in Zuid – Oost Europa last van zijn hart; in het ziekenhuis volgde een herseninfarct. Met een ambulancevliegtuig werd hij verplaatst naar Nederland. Hoe het verder zal gaan is nog volstrekt onduidelijk. Zijn buurvrouw – ook vijftig - overleed in de vakantie aan een infarct.

Hoewel het mogelijk is om nog even door te gaan, zal ik u verdere verhalen besparen. Het leven is gelukkig meer dan ‘een tranendal’. Maar wanneer je zo de ene jobstijding na de andere te horen krijgt, moet je wel even om je heen kijken om te beseffen dat er gelukkig meer genieten is dan verdriet en verslagenheid.

Hoe dat met u is weet ik natuurlijk niet, maar wat al die verhalen met mij doen is dat zij mij op twee manieren aanscherpen.

In de eerste plaats houden ze mij bij de les ten aanzien van het feit dat we in deze wereld leven in een soort oorlogssituatie. Alles kan ons overkomen, op de meest onverwachte momenten. Hoe gelovig of vroom een mens ook is, hoe humaan en goed ook, alles kan ons raken. De verwende sfeer waar wij onszelf in gemanoeuvreerd hebben is nep. Alles moet goed gaan denken we. Tegen alle onheil zijn we verzekerd en anders dienen we een schadeclaim in. Als er dan toch iets vervelends gebeurt, moeten we er in ieder geval beter van worden. Alsof we kleuters zijn, die door God, het lot, de overheid of de verzekering, beschermd horen te worden tegen alle mogelijke onaangenaams.

Uiteindelijk hebben wij maar één zekerheid en dat is dat God ons nooit alleen zal laten, wat ons ook overkomt.

En dat is dan de tweede ‘aanscherping’. Het besef van afhankelijkheid. Iets dat we maar al te gemakkelijk vergeten en zodoende kwijtraken. Geloven is vertrouwen. Vertrouwen op de nabijheid van de Heer. Een vertrouwen, waarvan Paulus schrijft, dat het de reden is om ons te allen tijde te verblijden (Filippenzen 4). Ook wanneer er niets meer over lijkt te zijn dat een bron van vreugde zou kunnen zijn. Met andere woorden: wanneer iets van alles wat mogelijk is ons raakt en onze wereld in elkaar lijkt te storten – dan toch diep weg die vreugde ervaren, puur omdar de Heer nabij blijkt te zijn. Het lijkt onmogelijk, maar het is geen ‘kunst’, want ‘vreugde’ hoort nog altijd bij ‘de vrucht van de Geest’ (Galaten 5). Het is dus een gave, iets dat gezocht en ontvangen kan worden. En dit zoeken en ontvangen is uiteindelijk de beste, mooiste en veiligste manier van ontspannen (vakantie vieren): je rust vinden bij God.    

Pieter Boomsma