Het is alweer een aantal jaar geleden, dat ik in een stukje als dit schreef over ‘de pampersamenleving’. Ik doelde destijds op een samenleving waarin men bij een nare gebeurtenis niet ‘op de tanden ‘ hoefde te bijten, maar kon rekenen op het opentrekken van een blik hulpverleners. Versta me goed: het is geweldig dat we in ons land een meestal goed georganiseerde hulpverlening hebben. Waar het mij destijds om ging en nu nog om gaat is de overdaad en de klaagcultuur. Er wordt enorm veel hulp aangeboden en tegelijkertijd wordt er veel geklaagd over gebrek aan zorg, hulp, ondersteuning. Komt dit laatste door het eerste? Kan het zijn, dat men zich al gauw tekort gedaan voelt als er zoveel mogelijkheid voor hulp is? Of is de hoeveelheid hulpaanbod zo gegroeid omdat wij mensen zo onzelfstandig, zo afhankelijk – om niet te zeggen: verwend – zijn geworden?

De laatste tijd neig ik weer opnieuw naar dit laatste. Dat komt door de reacties van menigeen op wat wel genoemd is ‘het gezwabber’ van onze corona – verantwoordelijken. Wanneer De Jonge een datum noemt bijvoorbeeld, lijkt het alsof velen niet meer horen op welke voorwaarden en onzekerheden hij daarbij wijst. Kan de verandering, de verruiming dan niet doorgaan, dan reageert men – met ook de media als aanblazer – diep teleurgesteld, zo niet verongelijkt en worden de demissionaire ministers beschuldigd van onduidelijk beleid enz. Oordeel ik te hard wanneer ik dat gedrag vind lijken op dat van kinderen die hun zin niet krijgen?

Zielig, want nu al meer dan een jaar niet de mogelijkheid om uit te gaan, te knuffelen en zo nog meer. Natuurlijk mag het niet, maar is het nu echt zo fout om nu en dan te denken aan de vijf donkere jaren? Stel je een jongere voor die vanaf 1943 in onderduik zit opgesloten. Ik weet het, die vergelijking werkt natuurlijk niet, maar toch … Waardoor kan menigeen tegenwoordig zo slecht tegen tegenslag, beperking en teleurstelling? Vanwaar die behoefte om gepamperd te worden? Zeker, er zijn ook mensen die zich te lang stilhouden, stoer houden; die te lang pijn en/of moeite opkroppen en maar niet weten te delen. Kan dat dan weer komen omdat eigenlijk alles leuk moet zijn en men geen zogenaamde zwakte kan en wil tonen?

Vragen zijn het. Antwoorden heb ik lang niet op alles. Eén ding weet ik wel en dat is dat in onze tijd de behoefte aan een goed gesprek groot is; biecht, pastoraal, of vriendschappelijk. En misschien ook wel aan een modernere versie van: Niet klagen, maar dragen en bidden om kracht. Of, zoals een basisschool vriendje van onze dochter parmantig stelde: ‘Op het ijs en in het leven, wil het wel eens vallen geven. Maar …. (naam) denk er aan, altijd opstaan en weer verder gaan’. Opstandingskracht?