‘Voor altijd in ons hart’. ‘We zullen haar nooit vergeten’. Vergis ik me, of zijn het goedbedoelde voornemens, gedaan in een opwelling, vlak na een overlijden. In veel kerken worden de leden, die in het voorbije kerkelijk jaar zijn overleden, dit weekend herdacht. Andere protestantse kerken deden dat op 1 november, voor uitlopend op Allerzielen dat een dag later viel. Misschien zal ook hier of daar nog worden vastgehouden aan Oudejaarsavond.

Gedenken is mijns inziens een heel goede – zelfs noodzakelijke - zaak. Zij, die ons zijn voorgegaan, hebben ons ook het nodige nagelaten. Dat moeten we misschien wel aanpassen, maar niet loslaten – de lessen en voorbeelden van ons voorgeslacht. Maar ‘voor altijd’ en ‘nooit’ zijn grote woorden. Lukt zoiets? Het joodse gebruik om een steentje te leggen op het graf van een overledene is een zinvol iets. Het zegt en toont dat die persoon niet ‘weg’ is, maar in herinnering blijft. Op de begraafplaats in Nijverdal is zo een ‘besteend’ graf. De joodse vrouw, die daar is begraven, heb ik gekend en zal ik ook niet zomaar vergeten. In het verzorgingshuis waar zij woonde heeft ze ooit al zingend een dansje voor mij gedaan. Kostelijk was dat. Het lied en de dans hadden te maken met het Poerimfeest. De redding van volk door Ester en de ondergang van Haman. Een redding, die nog altijd jaarlijks wordt gevierd, terwijl de aanleiding er voor zich afspeelde rond 475 voor Christus. Met andere woorden: sommige gebeurtenissen uit het verleden zijn te ingrijpend om ooit te vergeten. Maar onder ons is het niet zo gebruikelijk om ‘de les van de geschiedenis’ te leren. Ook niet – vermoed ik – die van onze gezins- of familiegeschiedenis. Nogal eens heb ik van mijn kinderen te horen gekregen dat mijn mening of idee ‘niet van deze tijd’ was. Zij bedoelden het zeker niet als compliment, maar ik heb het zelf soms wel als zodanig ervaren. Wie zich laat meeslepen immers door alles wat nieuw, van ‘deze tijd’ is, raakt al snel ontworteld. Plakken aan het verleden is ook niet de bedoeling, maar de les van het verleden, zoals het voorbeeld van ouders en grootouders, zou wel telkens weer overwogen moeten worden. Of we willen of niet, we staan op de schouders van ons voorgeslacht – met alle fouten en goede zaken in hun karakters en daden.

Daarom: de beloftes waar dit stukje mee begon zijn uitdrukkingen van betrokkenheid, van liefde en vragen om een vervolg.  Hoe ‘organiseer’ je dat? Dat je echt zo nu en dan even stil staat om jezelf de vraag te stellen wat je weet van je (voor)ouders. Wie waren het, hoe waren zij, wat betekende het geloof voor hen? Wat kan ik van hen leren en wat zou ik willen vermijden? Of denk je dat je daar nooit achterkomt? Probeer het maar eens, vraag rond. 

Of de overledenen nu wel of niet zondag a.s. genoemd worden. Ik nodig uit tot een gedachtenisoefening.