Even – met de benen onder tafel of zo – verhalen over geloven delen. Hoe kom je  er aan? Wat nam je mee van huis uit? Wat wel en wat niet? En waarom het ene wel en het andere niet? Had je aansprekende voorbeelden? Rolmodellen?

Mijn eigen verhaal begint met een opvoeding die gekenmerkt werd door trouw als voorbeeld. Een Bijbel, die de tekenen droeg van jarenlang gebruik. Kerkgang, tweemaal per zondag – zonder problemen overigens. Daar hoorde je te zijn, daar zag je je familie en later je vrienden. Door dat alles, dat hele pakket, ontdekte je – bewust of onbewust – hoe geloven van groot belang kon zijn voor je hele manier van zijn. Hoe het ouder en grootouder vormde en steunde.

Maar dan komt de pubertijd. De tijd van ‘het zal wel’. Het was geen weloverwogen keus om het er bij te laten. Het was meer dat je (ik) geen vorm kon vinden voor betrokkenheid. Dat God bestond, daaraan twijfelde ik niet. Maar een antwoord op de vraag wat Hij en ik met elkaar te maken hadden,   dat had ik niet; dat zocht ik ook lange tijd niet. Tot de leegte zich aandiende, het gevoel van gemis. 

Toen begon het. Een tante van een vriend gaf mij een paar ‘vrome’ blaadjes, een columnist daarin sprak me aan. Medestudenten kwamen bij elkaar en baden samen en bestudeerden de Bijbel. Er groeide iets binnenin, de gedachte dat zoals ‘zij’ er mee bezig waren geloven iets maakte dat echt was en echt de moeite waard. Uiteindelijk werd het toch een zoektocht en deze liep uit op de ontmoeting met een evangelist die me vroeg of ik geloofde dat Jezus voor mijn zonden was gestorven en daarna bad om de vervulling met de heilige Geest. Ik wist niet wat me overkwam, vreugde was het, een keerpunt. Maar ook het besef dat nu alles wat ik van huis uit had meegekregen  loskwam. Alsof dat was opgeslagen geweest in een soort stuwmeer en dat nu de sluizen opengingen. Een vriend met wie ik die avond enthousiast mijn belevenis deelde, zei: ‘Hm, ben benieuwd hoe lang dit duurt’. Niet lang daarna overkwam het hemzelf.

Dit alles heeft mij tenminste twee dingen geleerd. Allereerst het grote belang van een eerlijke, duidelijke christelijke opvoeding. Daardoor werd dat ‘stuwmeer’ gevuld. Zoveel informatie, zoveel kennis (ook al deed ik daar nog niets mee toen), zo’n sterk voorbeeld van toewijding en trouw. Maar dan ook het werk van de heilige Geest. Hij is er wel, Hij werkt wel, maar wanneer Hij de ruimte krijgt, is het alsof sluiers worden weggetrokken en ‘stromen van levend water’ losbarsten. Tot slot. Hoe je zelf ook rolmodel bent, voorbeeld geeft, een garantie dat daardoor je kinderen dus ook in Jezus’ voetstappen gaan is er niet. Zij volgen meestal niet ons voorbeeld, maar moeten hun eigen weg vinden. Net zoals wij zelf toch? Vertrouw maar, dat wat zij meekrijgen van thuis nooit wegraakt en dat God er hoe dan ook bij blijft.