Men kan niet bewijzen dat God bestaat en evenmin dat Hij niet bestaat. Iets dergelijks las ik vanmorgen weer eens in de krant. Ik vind het een boeiende ontwikkeling, dergelijke opmerkingen. Langzamerhand lijken de ideeën over het wel of niet bestaan van God tot rust te komen. In mijn generatie was er jarenlang nogal wat agressie. Mensen ‘wierpen het juk van een strenge opvoeding’ van zich af. Over God, geloof en kerk viel bijna niet meer te praten. Over wat er is misgegaan, zodat velen niet kwamen tot het kennen en volgen van Jezus, is heel wat geschreven. Wie zal zeggen hoe het precies allemaal is gelopen? In ieder geval mag duidelijk zijn dat, wanneer het Goede Nieuws in het verstand alleen blijft hangen en het hart niet bereikt, de kans groot is dat de geloofsopvoeding wordt ervaren als star en van geen belang.

 

De laatste tijd merk ik, dat steeds minder mensen zich atheïst noemen. Het gebeurt nog wel, maar dan blijkt vaak dat men niet precies weet te omschrijven wat een atheïst is. ‘God bestaat niet’, is de mening. Maar hoe weet je dat? Wie op zijn woorden let, kan hooguit zeggen: ‘Ik ben agnost’. Dat betekent immers dat je het niet weet en meent dat je het ook niet kunt weten.

 

Er zijn nog wel enkele notoire atheïsten in de wereld, maar hun geluid lijkt af te zwakken. De gedachte dat ‘er meer is’, wint veld. Een naam weet men er dikwijls niet aan te geven. Of men wil dat niet. Maar dan wordt het omschreven als ‘het universum’ of ‘de kosmos’.   

 

Dit geeft veel meer ruimte voor gesprek dan de houding van: ‘Ga jij nog naar de kerk?’, of: ‘Geloof jij dat nog?’. Zeker de jongere generatie lijkt meer en meer vrij te zijn van vooroordelen. Waar de ouders nog met tegenzin terugdenken aan vroeger, zijn hun (klein)kinderen soms nieuwsgierig naar wat iemand beweegt om te geloven. En naar wat dat geloven dan betekent.

 

Dat de kerk voor deze groep nogal eens niet aantrekkelijk is, mag duidelijk zijn. Dan gaat het niet om de inhoud zozeer, maar meer om ‘de verpakking’. De vorm van samenkomen is zo totaal anders dan wat men gewend is en zoekt. Maar dat betekent nog niet dat mensen niet geraakt kunnen worden, aangesproken. Ik las eens het verhaal van een bekende evangelist, die ‘per ongeluk’ een christelijke radio-uitzending opving. Hij vond het in zijn ogen gebrekkige taalgebruik vermakelijk, maar werd tot zijn eigen verbazing ondersteboven geblazen door de inhoud en kwam tot geloof. Zoiets noem je dan het werk van de heilige Geest.

 

God bewijzen. Het is wel geprobeerd en soms probeert men het nog. Van mij mag het. Per slot van rekening wordt ook het verstand ingeschakeld in het proces van tot geloof komen. Maar ook al lukt het niet om sluitend bewijs te leveren, de tekenen van Gods bezig-zijn zijn er. Hij maakt zich bekend. De vraag is wie er voor open staat.