Werkelijkheid en waarheid. Twee onderwerpen die mij en -naar ik aanneem vele anderen- de laatste tijd bezighouden.

 

‘Werkelijkheid’ al langer. Steeds wanneer ik na een ramp of een verkeersongeluk de borden zag met daarop de vraag ‘Waarom?’, kwam het boven. Hoe triest het gebeuren ook was voor degenen die direct betrokken waren, het leek en lijkt mij toe, dat de vraag oproept tot: waarom niet? En ook tot het antwoord: omdat er kwaad is in de wereld. Het eerste – waarom niet? – is pijnlijk. Het zal jou of je directe naaste maar overkomen. Zoiets zeg je dus niet. Maar het tweede vraagt om meer.

 

‘Er stierf iets in mij’, vertelt een schrijver. Hij was in Parijs toen daar de aanslag plaatsvond op Charlie Hebdo. Vijftien mensen werden vermoord. Kennelijk had ook hij nog altijd de overtuiging gekoesterd dat de mensheid op de weg vooruit was. Dezelfde naïviteit die opleefde in het Westen na de val van de Muur. En natuurlijk hoopt (bijna?) iedereen op vrede, tolerantie, verdraagzaamheid. Maar Jean Racine dichtte al in de 17e eeuw dat er in hem twee mannen, gewapend tot de tanden, strijd voerden. Lees het maar na in het Liedboek 1973, Gezang 88. In ieder mens schuilt de mogelijkheid om kwaad te doen. Lang niet altijd is te voorspellen welke kant het uit zal gaan. Welke van ‘de twee mannen’ het gaat winnen. Het vierde vers van het lied begint dan ook met he gebed: ‘Kom mijn verscheurde hart genezen, o Heer, in uw genade groot’.

 

Iemand, die als kind de ramp van 1953 meemaakte, vertelde mij hoe haar toen de ogen opengingen voor de slechte kant van de mens. Huizen en boerderijen, waarvan de bewoners hadden moeten vluchten, werden geplunderd. De mens lijkt inderdaad ‘geneigd tot alle kwaad’. Dit laatste is een veel bekritiseerde mening uit het Protestantisme, maar is het daarom minder waar? Het is naïef, misschien zelfs het zogenaamde gedrag van de struisvogel (kop in het zand), om te denken dat onze wereld door vooruitgang vreedzamer zal worden. Hebzucht en egoïsme zijn niet zomaar uit te roeien. De behoefte om andersdenkenden en andersgelovigen aan te vallen evenmin. Een vijand, een zondebok zal steeds weer worden gezocht. De Joden, de elite, de christenen, de moslims – keus genoeg. Wat is er dan beter dan de vraag van Racine? ‘Kom mijn verscheurde hart genezen Heer?’ Anders gezegd:  ‘Maak mij een mens uit één stuk.’

 

En dan ‘waarheid’. Helemaal een grove grap. Pilatus vroeg al wat het was, de hulpeloze cynicus. En de nieuwe regering van de VS maakt er een nieuwe tak van sport van met de introductie van het begrip ‘alternatieve feiten’. De populistische politiek drijft op vertekening van de feiten en veel mensen blijken daar gevoelig voor te zijn. Met het bombardement aan nepnieuws kan een mens behoorlijk in de war raken. Wat ís waarheid?

 

Hij, die zei dat hij de Waarheid was (en is), lijkt mij het antwoord te geven. Wat je ook voorgeschoteld krijgt, vraag je af wat Jezus er van zou vinden.