Noaberschap heet het in deze streken. Je bent er wanneer je buren je nodig hebben. Zelfs voordat je de kans krijgt iets te vragen, wordt hulp soms al aangeboden. Wij kwamen terug van enkele weken buitenland, waar we op twee kleinkinderen hadden gepast. Kort voor vertrek was de buurman getuige van een lelijke smak die ik maakte door onoplettendheid. Het veroorzaakte een lichte (tijdelijke, maar wel weken durende) handicap. Net na thuiskomst stond de buurman in de kamer met de boodschap dat enkele dagen later een aantal jonge kerels de platanen zou komen snoeien in de achtertuin. Zijn argument? ‘Jullie worden een dagje ouder.’ Zelden ben ik meer dankbaar geweest voor een dergelijke opmerking. Wanneer dit de uitkomst is, wil ik best weten dat ik minder snel ben (zeker nu) dan ik ooit was. Waar ik meer dan een dag mee bezig ben anders, werd nu in ruim een uur geklaard. Leve de buren!

 

Noaberschap. Is het te vergelijken met naastenliefde? Ik denk het wel, en dan met een heel praktische vorm daarvan. Het doet ook denken aan een vaak gebruikte (en verkeerd geciteerde) uitdrukking van Jezus.

 

Een uitdrukking, die in onze taal negatief is vervormd. ‘Wat gij niet wilt, dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.’ Velen denken, dat Jezus het zo heeft gezegd. Maar kunt u zich voorstellen, dat Jezus zou oproepen tot niets doen? Als dit inderdaad de juiste uitspraak zou zijn, dan kan noaberschap ook nogal passief worden. Immers, we worden dan niet uitgenodigd om iets te doen, maar vooral om iets niet te doen. Dat kan óók heel zinvol zijn, maar het is niet wat Jezus zei.   In de nieuwere vertalingen valt de vergelijking met de bij ons gebruikelijke uitdrukking een beetje weg. In de Nieuwste Bijbelvertaling wordt het bijvoorbeeld: ‘Behandel anderen dus steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen’. In de Statenvertaling is het:

 

‘Alle dingen dan, die gij wilt, dat u de mensen zouden doen, doet gij hun ook alzo …’. Wanneer het zo gezegd wordt, dan zit daar actie in, dynamiek. Dan is het een oproep om actief gericht te zijn op het welzijn van de medemens. Dan kan het betekenen, dat je de vraag voor bent. Iets wat heel nuttig kan zijn, omdat veel mensen toch nogal aarzelen om hulp te vragen. Maar het gaat dan ook om meer dan praktische hulp. De vraag hoe je over een ander praat of zelfs over een ander denkt, komt dan aan de orde.

 

Socrates wist dat al. Toen iemand hem iets wilde vertellen over een ander, vroeg hij die persoon eerst een paar vragen te beantwoorden. Vragen als: ‘Is het waar wat je gaat zeggen? Is het nuttig dat je dit vertelt? Doet het jou, die ander en mij goed wanneer je dit vertelt?’ Een dergelijke houding maakt aan alle geklets over anderen een einde.

 

Hoe dan ook. Wij waren enorm geholpen door onze noabers. De wijsheid van Jezus is misschien niet hun motief geweest, maar de daad was precies wat hij bedoelde.