Geven. Het zal misschien even teruglopen nu er weer bericht werd dat een paar ‘goede doelen’ waarschijnlijk niet helemaal zuiver zijn omgegaan met het binnengekomen geld. Maar ja, dat de mensheid bedrogen wil worden, is al een heel oude wijsheid. En wil dat dan zeggen, dat wat wij ontvangen voor onszelf alleen is bedoeld?

 

Natuurlijk is het van belang om te weten wat je doet. De meeste mensen zullen dan ook best kritisch zijn als het om hun geefgedrag gaat. En terecht. Maar kan dat er toe leiden, dat er weinig tot niets wordt gegeven?

 

Het verhaal van collectanten, dat ‘gewone’ buurten vrijgeviger zijn aan de deur dan die met vrijstaande, grote huizen, is ook al van vele tijden. Dat zou – positief bekeken – kunnen komen doordat wie wat meer heeft het liefst geld overmaakt. Belastingaftrek is nu eenmaal een aantrekkelijke aansporing. Maar ook de wijsheid die ik ooit hoorde van een veehouder zou hier kunnen gelden. Bij hem ging het om zorgvuldig omgaan met de dieren en met hun voer. Geen verspilling en een goede verzorging. Maar de andere kant van deze uitspraak is wellicht aan de orde als het om geven gaat. ‘Wie niet rijk wordt van wat er binnenkomt, kan het worden van wat er niet uitgaat.’

 

En dan is de vraag aan de orde wat rijk worden/zijn is. Een vraag, die in deze dagen ook speelt bij de angst voor een teveel aan vluchtelingen in ons land. Bedreigen zij onze welvaart? Of hebben wij welvaart om deze te kunnen delen met wie dat nodig heeft? Angst, ook de angst om tekort te komen, is en blijft een slechte raadgever. Naast wat Jezus zei over het verzamelen van schatten in de hemel, waar mot en roest ze niet kunnen aantasten, zijn er ook sterke uitspraken over dit onderwerp  in het boek Spreuken.

 

‘Wie aan de armen geeft, lijdt nooit gebrek, wie zijn ogen sluit, wordt door veel vervloekingen getroffen.’

 

En wanneer het gaat over egoïsme: ‘Er zijn twee soorten bloedzuigers: de eerste zegt ‘Geef! , de andere ‘Geef!’ En dat geldt niet alleen voor anderen. Deze mededeling geldt ook mij wanneer ik denk dat ik recht heb op het inkomen waar ik voor gewerkt heb.

 

De Bijbelse gedachte van het rentmeesterschap is geweldig wat dit alles betreft. Een rentmeester is geen eigenaar, maar een beheerder. Wat er wordt gedaan met het bezit dat aan de zorg van de rentmeester is toevertrouwd, bepaalt de eigenaar. Wanneer wij er van uitgaan, dat we eigendom zijn van onze Heer, dan zijn we dat met alles wat we zijn en hebben. Dan komt er een moment waarop wordt afgerekend. De vraag wordt gesteld hoe we zijn omgegaan met wat ons is toevertrouwd. Leven, tijd, talenten, bezittingen. Dat is niet iets om tegen op te zien of zelfs bang voor te zijn. Dit besef is mijns inziens bedoeld om ons bij de les van het delen te houden.

 

Wat wij ontvangen, zou voor onszelf alleen bedoeld zijn? Dat kan niet waar zijn.