Men zegt … veel. Maar op grond waarvan? Weten wij, mensen die van alles zeggen, wat we zeggen en waarom?

 

Neem de opmerking: ‘God bestaat niet’. De wedervraag is: ‘Hoe weet je dat?’ Het antwoord: ‘Nooit gezien’. Dan: ‘Ooit de wind gezien? Of liefde?’

 

Hoe weet je, dat er wind is en liefde? Dat weet je, door wat deze verschijnselen teweeg brengen en door wat je voelt.

 

In Nederland, zo blijkt uit een recent onderzoek, gelooft nog maar 17% van de mensen in het bestaan van God. Ik heb de onderzoeksvraag niet gezien, maar kan me er wel iets bij voorstellen. Ook ik heb nooit God gezien. Maar wat moet ik antwoorden op de vraag of ik geloof in zijn bestaan? Ik zou zeker bevestigend antwoorden, maar ook iets willen vragen. Ik zou van de onderzoeker willen weten wat deze bedoelt met zijn vraag en met ‘God’.

 

En wat bedoelt de vragensteller met ‘geloven’? Gaat het daarbij om een beeld van God dat ik zou moeten hebben? Dat kan niet anders dan een karikatuur zijn. Beelden zijn eerder een belemmering voor het kennen van God dan een hulpmiddel. Bedoelt men met geloven het aannemen van allerlei leerstellige zaken? En wanneer het gaat om geloven als vertrouwen (want dat betekent het uiteindelijk), hoe kan dat worden gemeten en dus verwerkt in een onderzoek?

 

Stel dat ik antwoord dat ik geloof in God. Wat betekent dat dan? Jacobus schrijft, dat de demonen ook weten van het bestaan van God – en zij sidderen. Ooit hoorde ik iemand zeggen, iemand met een nogal moeizame relatie kennelijk, dat zijn vrouw Psalmen kon zingen met de duivel op haar schouder. Een uitermate trieste uitspraak, maar ook een veelzeggende. Vooral Jacobus maakt in zijn bijdrage aan de Bijbel duidelijk dat het bij ons geloof, in onze relatie met God, niet gaat om woorden, maar om daden.

 

Franciscus schijnt eeuwen geleden zelfs zover te zijn gegaan dat hij zijn monniken, die pestslachtoffers gingen helpen, wegstuurde met de opmerking: ‘Verkondig het Evangelie, desnoods met woorden’.

 

Als ik Jacobus goed begrijp, gaat het om de eenheid van ons leven. Onze (geloofs)woorden en onze daden horen met elkaar overeen te stemmen. Niet zwijgen over het verlossende goede nieuws, maar zeker geen mooie praatjes zonder meer verkopen. Doen wat nodig en goed is voor God, naaste en schepping, maar altijd in het besef dat dit kan om dat de Heer voor ons doet wat nodig en goed is.

 

Het geloven onderzoeken, lijkt me een lastig karwei. Wie immers kan peilen wat er ten diepste in een mens leeft? Jezus kennen en volgen is waar het voor ons om gaat.