Van een gids, die ons langs de Via Dolorosa in Jeruzalem loodste, nam ik afscheid bij de statie van de kruisdragende Jezus. Hij beweerde daar namelijk, dat elke christen verplicht was zo mogelijk eens in het leven op die manier die route af te leggen. Onze tegenwerping, dat voor ons het kruisdragen niet letterlijk was bedoeld, werd door hem verworpen.

Kennelijk was voor deze man het kruisdragen van de christen net zoiets als de reis naar Mekka voor de moslim. Een concrete daad, waarmee de gelovige toewijding toont en gehoorzaamheid. En er zijn nogal wat christenen die met een houten kruis op de schouders door Jeruzalem lopen. Niet zo bizar als de mensen die zich op de Filippijnen in deze dagen laten kruisigen, maar bizar is het naar mijn mening. Maar goed, wie er zin in heeft mag het doen. Vertel mij alleen niet dat het een verplichting is. Zeker niet, wanneer het een andersgelovige is die me dat wijs wil maken.

Het is een (eigenlijk wel) grappig voorbeeld van de spanning die er bestaat waar het de woorden van Jezus betreft. Wat neem je letterlijk en wat figuurlijk? Jezus zei ook iets over het uitrukken van je oog en het afhakken van je hand. Hij zei zelfs, dat het bijna onmogelijk was voor een rijke om het Koninkrijk van de hemel binnen te gaan. Wat is letterlijk bedoeld en wat figuurlijk? Wat moet je doen en wat moet je overdenken om te zien wat er bedoeld wordt en wat er van te leren valt?

Die ‘andere dimensie’ van het geloven is mijns inziens van groot belang. Ik bedoel de zaken die schuilen achter dat wat direct te zien en te doen is. Je kunt naar Mekka reizen, aalmoezen geven e.d., en dan denken daarmee alles te hebben gedaan wat je op weg helpt naar de hemel. Zoals je kunt lezen en bidden, naar de kerk gaan enzovoort, en denken dat je zo leerling van Christus en kind van God bent. Misschien is dat ook wel zo, maar de vraag blijft dan wel of het zo Gods bedoeling is. Gaat het hem alleen of vooral om wat we doen, of is wat we zijn ook van groot belang? Gaat het geloven vooral om gedrag, of is het de bedoeling dat we leven in relatie met God en dat daaruit ons gedrag voortvloeit?

In Jeruzalem schreeuwde de menigte: ‘Hosanna’. Hun eigen idee over de Messias bracht hen kennelijk tot dat gedrag. Veel meer zal het niet geweest zijn, anders had hun houding niet zo snel om kunnen slaan. Mijn eigen ideeën kunnen prachtig zijn, maar als het om God gaat, wordt er wel meer gevraagd. Dan gaat het niet om uiterlijke dingen of door mij zelf geschapen verwachtingen. Dan gaat het niet aan om te denken dat God tevreden is wanneer ik doe wat ik denk dat het goede is. Dan gaat het om de Heer die zichzelf bekend maakt. Dan wordt van ons gevraagd dat wij onszelf inleveren, om van Hem echt leven terug te krijgen.