Samen waren zij naar de kerk geweest. Na afloop, bij de klassieke koffie, werd er doorgepraat. De kinderen hadden nogal wat commentaar, vooral op de preek. De vader zweeg, totdat hij werd uitgedaagd: ‘Pa, u zegt niks. Wat vond u er van?’

Deze vader was hoogleraar theologie. Hij begon een heel verhaal over de tekst van de preek van die morgen. Een boeiend, een inspirerend verhaal.

De reactie van zijn kinderen was: ‘Maar dat heeft hij, die dominee, allemaal niet gezegd’. ‘Nee’, zei de vader, ‘maar dat had hij toch kunnen zeggen?’

Aan de hand van een dergelijk verhaal kan een mens gaan nadenken over afhankelijkheid in het geloven. Hoeveel nemen we zelf mee en hoeveel moeten we ontvangen? Hoe stevig staan we in onze schoenen en hoe gemakkelijk laten we ons van alles wijsmaken?

Er zit ook een andere mogelijkheid in.

Toen Leo Fijen sprak bij de vereniging van de kerken in Nijverdal, in juli vorig jaar, noemde hij het negatief spreken één van de grote bedreigingen voor een gezond gemeente – en geloofsleven. Als Nederlanders schijnen wij er goed in te zijn. Kerkmensen zijn vast geen uitzondering. Terwijl wij horen bij de wereldtop wanneer het gaat om geluk en welvaart, kunnen we mopperen en piepen als de beste. Ik vrees, dat wij verwend zijn.

Een dokter hoort ons beter te maken. Hulpverleners horen haast al aanwezig te zijn voordat de ramp plaatsvindt. De dominee moet ruiken dat we haar of hem nodig hebben. We hebben recht op …. Noem het maar.

Hoeveel Tv – programma’s zijn er al niet die ons laten zien dat mensen teleurgesteld zijn in hun vakantiebestemming, in hun buren, in de overheid, enzovoort. Zelfredzaamheid lijkt in veel gevallen niet in het hoofd op te komen. Een uitzondering is natuurlijk de mantelzorg. Daarin wordt zichtbaar waartoe een mens in staat is. Maar afgezien daarvan, zoeken wij heel snel een zondebok wanneer het leven een beetje tegenvalt. De beschuldigend wijzende vinger is snel geheven. Dat wij in dat geval met de drie overige vingers naar onszelf wijzen, speelt geen rol.

Wat denkt u, zou het kwaad kunnen wanneer wij in onze diensten nog eens aandacht besteden aan het feit dat het grootste deel van de Heidelbergse Catechismus bestaat uit het blok ‘Dankbaarheid’?

Heel bijzonder is het, dat bijvoorbeeld in de brief van Paulus aan de Filippenzen, de vreugde zo’n grote rol speelt. Zijn omstandigheden zijn slecht; zijn vrijheid is hij kwijt. Maar de reden voor zijn oproep tot vreugde, is het weten dat de Heer nabij is. Misschien is het dus een kwestie van blikrichting: waar kijken we naar. Of misschien gaat het er om, dat Paulus ons laat zien dat het van groot belang is waar onze prioriteiten liggen; wat voor ons werkelijk van belang is. Het oog gericht houden op Jezus, maakt onze pijn en moeite wellicht van een andere orde. Niet omdat ze niet van belang zouden zijn, maar omdat we beseffen dat Hij meedraagt.

‘Psalmen kunnen zingen in de nacht.’ Misschien is dat het geheim van een vrolijk christenleven.