Iemand zei: ‘Je kunt in de kerk nooit eens je hand opsteken en direct reageren op wat de dominee zegt. Je zit daar maar en luistert’.

Aan de ene kant denk ik dan: ‘Wat is daar mis mee?’ Een mens luistert zo vaak. Naar muziek, naar onzin, naar uitleg, naar het nieuws, enz. Reageren kan eventueel achteraf soms ook nog altijd. En er zijn kerkdiensten waarin een dergelijke mogelijkheid van weerwoord wel gegeven wordt, maar die zijn zeldzaam en niet aan iedereen besteed.

Aan de andere kant is het natuurlijk wel zo, dat wat er gezegd wordt niet voor iedereen te volgen of zelfs te pruimen is.

De dag nadat ik bovenstaande opmerking had gehoord, preekte ik ergens waar men regelmatig een tienerdienst houdt. In het kerkblad had gestaan, dat deze er die zondag ook zou zijn. Een vergissing echter. Drie tienerdames ontdekten dat en besloten onmiddellijk rechtsomkeert te maken en naar huis te gaan. Een moeder protesteerde nog, maar dat mocht niet baten.

Beide voorbeelden sluiten mijns inziens aan bij het pleidooi dat de scriba van de PKN, ds A. Plaisier, heeft gehouden. Wanneer ik hem goed begrepen heb (ik heb alleen de krant er over gelezen, de door hem geschreven nota komt nog op de synode) dan pleit hij er voor om wat creatiever om te gaan met de eredienst. Niet alleen de vertrouwde vorm handhaven, maar je afvragen hoe je elkaar bereikt, hoe je verstaanbaar bent in woord en vormgeving.

Het is mij uit het hart gegrepen. Want waar gaat het om? Om geloofsopbouw, persoonlijk en gezamenlijk, en om toerusting tot liefde en dienst.

Aan de ene kant is herkenbaarheid van belang. Vandaar de rijkdom van liturgische vormgeving. Het kan een verademing zijn om een mooi liturgische vorm gegeven dienst te vieren.

Maar aan de andere kant is het toch de bedoeling van een dienst dat het voor de gemeente ‘ergens over gaat’. Dat wil zeggen, dat je aangesproken wordt, geraakt wordt. Dat het zodoende iets betekent voor je geloof en voor je leven. En ook dan: zowel persoonlijk als voor heel de gemeente.

Wanneer je dan 14 of 15 jaar bent, is de drempel meestal wel erg hoog. De kindernevendienst is verleden tijd, maar de preek is gewoonlijk voor ‘oudere’ oren.

Een Tv - programmaker hoorde ik eens zeggen dat hij vroeger had geleerd dat een programma moest mikken op het niveau van een 15 – jarige. Inmiddels, zei hij, is dat 12 jaar.

Probeer dat eens in de kerk. ‘Zondagschoolpraatjes’, is dan het oordeel van de geoefende kerkganger. En misschien is dat wel zo. Maar is er dan geen begaanbare weg? Zou het niet zo zijn, dat wanneer de Bijbel wordt uitgelegd op een manier die duidelijk maakt dat wat er staat te maken heeft met je eigen leven van elke dag, dit voor oud en jong verstaanbaar kan zijn?

Het is en blijft een ‘heidens karwei’. Maar wanneer er niets geprobeerd wordt (en dat vraagt ook bijscholing voor ons, predikanten) zullen we steeds vaker horen: ‘Ik ga naar/blijf thuis’.