‘Nederland betaalt te veel voor veiligheid’, kopte een krant (Trouw). Het is een soort artikelen dat mij wel aanspreekt. Mijns inziens leven wij namelijk zo langzamerhand in een ‘pamperwereldje’. Niets mag er mis gaan, niets mag ons overkomen. Tante overheid moet zorgen dat ons leven zo leuk mogelijk is, met zo weinig mogelijk hindernissen. En er hoeft maar iets te gebeuren of er staat een enorme batterij hulpverleners klaar om ons te troosten en bij te staan.

Nu heeft dit laatste vermoedelijk ook te maken met het gegeven dat we verder uit elkaar wonen als families dan we vroeger deden. En dat we de steun van geloofsgemeenschappen te vaak missen. Maar toch. De zelfredzaamheid lijkt ver weg. En het zogenaamde zwitserlevengevoel is toch een recht? Onzin natuurlijk.

Het krantenartikel was nogal kritisch. “Hoeveel bloembakken en dranghekken accepteren we op Koninginnedag?” vroeg de terrorismedeskundige Beatrice de Graaf zich af. En, stelde zij: “… politici hebben het veiligheidsverlangen van de burger soms ook bewust overschat”.

In die laatste opmerking komt de spanning naar voren. De overheid treft alle mogelijke maatregelen om ons te beschermen. Hoe lang zal het nog duren voordat we beboet worden omdat we geen veiligheidshelm dragen op de fiets? Het totale rookverbod in de kroegen. Enzovoort. Maar wij nemen het en we wennen er aan en we gaan denken dat we het recht hebben op een volledig gaaf en veilig leven. Wel, de eerste mens die dat gaat meemaken moet nog geboren worden.

Nu ging het in dat krantenartikel over de nationale veiligheid, na 9/11. Dat is een breed veld. Maar het overlapt voor een behoorlijk deel ons eigen idee dat we recht hebben op ‘totale veiligheid en verzorging’. En dit laatste is een misvatting. “De mens is de mens een wolf”, werd gezegd door ‘de ouden’. En de wereld waarin wij leven is geen paradijs. Bovendien gedragen we ons bepaald niet altijd als mensen die zorgzaam omgaan met hun eigen leven, dat van anderen en met de schepping. Zelf heb ik nogal moeite met de borden waarop het woord ‘waarom?’ staat wanneer er weer iets ergs is gebeurd. Soms (niet altijd!) is het antwoord immers overduidelijk. Men reed te hard, of onder invloed, of ontweek een gevecht niet, of was bewust op de verkeerde plek op het verkeerde tijdstip (uitgaansgevechten diep na middernacht).

In een andere krant (Friesch Dagblad), las ik over de herdenking in Leeuwarden van de mensen die zijn omgekomen tussen 1945 en 1962 in Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea. Als spreker was uitgenodigd de 89-jarige luitenant-generaal b.d. Ted Meines. Hij zei o.m.: “Straks zingen we het zesde couplet van het Wilhelmus: ‘Mijn schild ende betrouwen zijt Gij o God mijn Heer’. Mijn vraag aan u is: als u het zingt is dat ook echt zo?”

Die vraag zetten naast dat wonderlijke verlangennaar een volkomen beschermd leven is een interessante oefening.

Wij leven niet in pamperland. Geen mens of overheid kan ons volledig beschermen. Maar dan? Sommigen worden angsthaas, anderen opgerolde, stekelige egels, maar zijn dat oplossingen?