Naar Pasen leven we toe met een toenemende intensiteit. Elke zondag weer, komen we een stap dichterbij. In het bijzonder de laatste, de stille week, worden we geholpen in de diensten om doordrongen te raken van wat er met Jezus gebeurde en van wat dat voor ons betekent.

Maar Pinksteren? Er is niet een periode van voorbereiding. De natuur, die weer tot leven komt, spreekt ons aan. Maar zegt het ons iets, dat Jezus kracht beloofde? Is er een groeiende verwachting op weg naar het Pinksterfeest? Ik denk het niet. En eigenlijk is dat vreemd. ‘Ik ga weg’, zei Jezus. ‘Maar (en nu even in mijn eigen woorden) daarom niet getreurd, want wat jullie te wachten staat is van groot belang. Vol zul je worden van de Geest van God. Getuigen zul je zijn. Druk hoeven jullie je niet te maken over wat je moet zeggen en hoe. De Geest zelf zal het je ingeven. Je zult nog verbaasd staan over jezelf.’

Veel mensen herkennen wel iets van dat laatste. Iets dat te maken heeft met de leiding van de Geest van God. Tot je eigen verrassing was er een woord op het juiste moment en op de juiste plaats. ‘Waar haalde ik dat vandaan?’ Of je kwam net op het goede moment bij iemand, of je belde die persoon. Is dat simpelweg toeval? Of mag je dat leiding noemen? Hoe een dergelijke gebeurtenis wordt uitgelegd, is een keuze. Misschien is het wel waar wat ik ooit van een pastoor leerde: ‘Toeval is wat je uit de hemel komt toevallen’. In ieder geval: de Geest van God is aan de kerk -en dus aan ons- gegeven. Wij hebben hem ontvangen. En hij heeft heel veel in petto. Vrucht (Galaten 5), de vorming van ons leven en karakter als christen. Gaven. Alles wat we nodig hebben om als getuigen én ook als meelevende leden van het Lichaam van Christus (de Kerk) te leven en onze bijdrage te leveren.

Het zijn prachtige mogelijkheden. Maar in hoeverre weten we er van? Wat weten we bijvoorbeeld van de gaven van de Geest? Vaak heb ik gemerkt dat, wanneer dat onderwerp ter sprake komt, er een grote huiver is. Het lijkt wel alsof wij bang zijn dat de heilige Geest ons zou kunnen bezetten. Alsof wij, bezeten door de Geest, zelf het stuur over ons leven zouden kwijtraken. Vooral wanneer het gaat over de gave waarvan Paulus schrijft dat hij dankbaar is dat hij deze in ruime mate heeft ontvangen en dat hij dat iedereen toewenst. Dan gaat het over ‘klanktaal’, het ‘spreken in tongen’. Voor Paulus een geweldige steun. Voor velen nu alleen maar een vreemd, haast angstwekkend verschijnsel.

Zou het een gebrek aan vertrouwen kunnen zijn? Zou het kunnen, dat wij de gaven die God ons wil geven niet helemaal vertrouwen? Zouden wij wat dit onderwerp betreft geblokkeerd kunnen worden door een houding van ‘doe maar normaal’? Maar wat is dan normaal voor een christen?

Misschien een nadenkertje op weg naar Pinksteren?