Professor Berkhof was het ooit, die stelde dat de heilige Geest de verwaarloosde goddelijke persoon was. Maar bij die mededeling bleef het destijds niet.

De 19e eeuw, zei Berkhof, was de eeuw geweest van de zending. Het was in die tijd, dat de kerk ontdekte dat zending in het takenpakket thuishoorde. Destijds waren er zendingsverenigingen. Zowel voor het buitenland als voor ons eigen land. In Amsterdam bijvoorbeeld begon toen het ‘Heil des Volks’ en gaat daar tot op de dag van vandaag verder. Maar het werk in ‘verre landen’ werd door de kerk opgepakt. Eindelijk. Want wat had Jezus ons ook alweer gevraagd?

Maar wie ‘alle volken tot leerlingen van Jezus’ wil maken, ontdekt al snel dat zoiets niet zomaar gaat. Daar is de activiteit van God zelf hard bij nodig. Het was immers in verband met deze opdracht, dat Jezus beloofde dat zijn mensen kracht zouden ontvangen om ‘van mij te getuigen … tot aan de uiteinden der aarde’.

En dan gaat Berkhof verder. De 20e eeuw noemde hij ‘de eeuw van de heilige Geest’. En daar was alle reden toe. In het begin van de vorige eeuw begon het feest in Los Angeles. Daar was een gemeente waar men verlangde naar duidelijkheid in het geloof. Het uiteindelijke resultaat was, dat er een uitstorting van de Geest plaatsvond. Als een lopend vuur verspreidde dit zich over heel de wereld. De persoon, het werk, de gaven en de vervulling met de heilige Geest kwamen terug in de aandacht. Hier en daar, in Wales bijvoorbeeld, ontstond er een opwekking. Uit dit alles ontstond de wereldwijde ‘Broederschap van Pinkstergemeenten’. Maar kennelijk was dat de Heer niet genoeg. Vanaf het midden van de eeuw kwam er een nieuwe beweging op gang. Opnieuw de vraag naar de Geest, maar deze keer binnen de kerken. En de mensen, die ervaring opdeden met Gods mogelijkheden stapten niet langer hun kerk uit, maar bleven op hun post. Daar waar zij ‘thuis’ waren, gaven zij door wat zij hadden ontvangen. De Charismatische Beweging ontstond en bracht heel wat nieuw leven in allerlei kerken en gemeenschappen.

De beroemde dr. Abraham Kuyper was één van de theologen die ooit beweerden dat de gaven van de Geest niet meer door God gegeven werden. Een uitglijder, want met welk recht ga je als uitlegger zo om met de Bijbeltekst? Paulus gunde bijvoorbeeld de gave van het spreken in tongen (klanktaal in de NBV) vooral als gebedsmogelijkheid aan iedereen en was dankbaar dat hij meer dan wie ook deze gave had gekregen. Waar staat dan dat deze en de andere gaven tijdelijk zouden zijn?

De vraag is denk ik een andere. Niet of God wil geven. Dat is wel duidelijk. Maar of wij weten wat er te ontvangen valt en of we daarvoor openstaan.

En misschien gaat aan die vragen nog een andere vooraf. Wij hebben de Geest ontvangen. Anders kunnen we niet belijden dat Jezus Heer is. Maar hoeveel ruimte krijgt de Geest in ons leven en geloven?