Andere artikelen

In bepaalde christelijke kringen klinkt nogal eens de uitdrukking: ‘Ik heb de Heer aangenomen’. Op zich een getuigenis van een prachtige gebeurtenis in een mensenleven. Immers, wie Jezus als Heer heeft leren kennen heeft pas werkelijk een nieuw begin gemaakt. Maar wie neemt wie aan? En is het juist wanneer ik mijzelf als uitgangspunt neem? Of is dat een gevolg van de Verlichting, de manier van denken waarbij de mens kwam te staan in het centrum van het heelal. De mens, met zijn verstand en denkvermogen, die de maat werd van alle dingen.

Dat het maken van een bewuste keuze noodzakelijk is, leidt voor mij geen twijfel. Ook wie opgroeide in een christelijk gezin, zal ooit in het leven zelf moeten kiezen voor het volgen van Jezus. Soms gebeurt dat inderdaad bij het doen van belijdenis. Vaak vraagt het tegenwoordig om een duw van buitenaf. Dikwijls buiten de kring van eigen familie en gemeente. Alles wat dan van huis uit is meegekregen en dat als een kostbare schat ligt opgeborgen in eigen hart en verstand, komt dan tot leven.

Ik weet nog heel goed hoe mijn oren opengingen na een dergelijke ervaring. Terug in de kerk – waar ik langere tijd niet erg veel was geweest – was ik verbaasd over de preken en de liederen. Niet dat dit allemaal zo anders was dan daarvoor, maar voor mij klonk het als nieuw. ‘Hebben ze het hier daarover?’ Dat was de kern van mijn verbazing. Mijn oren waren, mijn leven was opengegaan voor wat de Heer te zeggen had.

Maar had ik ‘de Heer aangenomen’? Zo werd het wel gezien door een aantal vrienden en bekenden die wisten ‘waar Abraham de mosterd haalde’. Waarschijnlijk heb ik het ook zelf destijds wel zo ervaren. Maar in de loop van de jaren besefte ik steeds meer hoe ik, ook toen ik nauwelijks belangstelling had voor het geloof, was vastgehouden. Hoe God zelf mij bewust had gemaakt van de leegte die er was in mijn leven. Hoe leuk dat leven op zich trouwens ook was.

Op de een of andere manier had alles wat ik wist van geloof en bijbel zich opgehoopt in mijn verstand. Het bepaalde wel voor een deel(tje) mijn denken en doen, maar het beheerste niet mijn leven. Er was wel kennis, maar er was geen relatie. Er was wel in zekere mate christelijk gedrag, maar dat was gewoonte. Het was niet ‘van harte’. Wat het betekende om God en medemens lief te hebben was een vraag die bij mij niet leefde.

Toch was er het besef van gemis. Een gevoel van zinloosheid is te veel gezegd, maar ik zou ook niet kunnen zeggen dat ik de zin van mijn leven ervoer. Hoe glad alles ook verliep.

Stap voor stap – zo zie ik het nu – ging God verder met waarmee Hij was begonnen toen ik aan Hem werd toevertrouwd door mijn ouders. Toen ik mij eenmaal bewust was van een zeker gemis, kwamen er mensen op mijn pad die ik er ervoer als voorbeeldchristenen. Dat wil zeggen, dat zij leefden vanuit hun geloof op een manier die mij deed denken: Zo is het bedoeld en zo is het de moeite waard. In mijn geval had dat heel veel te maken met de persoon en het werk van de heilige Geest. Door Gods Geest kwam er een doorbraak en werd verstand met hart verbonden. Werd kennis ook kennen, omgang. Voor een ander zal het allemaal weer anders gaan. Bij God is er geen lopende -bandwerk en geen eenheidsworst.

En wanneer een mens dan een keuze maakt, heeft zij of hij dan de Heer aangenomen? In zekere zin wel natuurlijk. Maar is het niet veeleer zo dat ons ‘Ja’ te allen tijde een antwoord is? God begint. Geen mens komt uit zichzelf op het idee om Hem, om het geloof te zoeken. Woord en Geest, staat er in de bijbel, zijn de werktuigen waardoor een mens gaat geloven. Beide komen van Gods kant.

De Heer nam en neemt ons aan. Wij mogen dat ontdekken en er op ingaan. Hij staat aan het begin. Laten we Hem die eer dan ook geven en niet doen alsof het tot geloof komen onze prestatie is.